‘Klimaat vergroot
het conflict tussen
boeren en natuur’

...

...

Subtitle
Martha Bakker, universitair hoofddocent Wageningen University & Research 

“Sommige gebieden worden wellicht natter, andere droger, maar je kunt de natuur zijn gang laten gaan en kijken wat daaruit komt”, zegt Martha Bakker. De klimaatverandering hoeft – op zichzelf – niet zo’n ramp te zijn voor de Nederlandse natuur, denkt de universitair hoofddocente van de groep Landsgebruiksplanning aan Wageningen University & Research. Het grote probleem voor de natuur in Brabant is de nabijheid van de landbouw, stelt Bakker. De gedachte dat doelen van natuurbeheerders en landbouwers verenigbaar zijn, is de laatste jaren populair. Maar volgens Bakker zitten natuur en landbouw elkaar nog altijd te vaak in de weg.

Een veranderend klimaat kan de tegenstellingen tussen die buren vergroten, legt Bakker uit. Boeren willen bijvoorbeeld grond die niet te nat is, terwijl veel natuurgebieden juist baat hebben bij een hoog waterpeil. “Als het klimaat natter wordt door de klimaatverandering, dan is dat gunstig voor natte natuur, maar niet voor de boeren in de omgeving. Mocht een gebied juist droger worden, dan zullen boeren meer grondwater oppompen, wat weer ten koste gaat van de grondwaterstand in natuurgebieden”, legt Bakker uit. “Niet de klimaatverandering zelf, maar de klimaatadaptatie van de andere partij zal het probleem vormen.”

Subtitle
Bakker is expert op het gebied van deze wisselwerking tussen landbouw en natuur. Ze was onder andere betrokken bij studies naar grondpolitiek, naar de impact van klimaatverandering en naar het effect van nitraat uit mest op de biodiversiteit. 

De belangrijkste oorzaak van de afname van het aantal dier- en plantensoorten in Brabant is volgens Bakker niet zozeer de klimaatverandering, maar de eutrofiëring (of vermesting) van de bodem door de landbouw. Er zit een teveel aan voedingsstoffen in de grond, en daardoor wordt de natuur eenzijdiger. Uiteindelijk blijven alleen soorten over die het goed doen bij grote hoeveelheden fosfor of stikstof, zoals bijvoorbeeld de brandnetel of pitrus. “Biodiversiteit heeft baat bij schrale gronden”, zegt Bakker. “Als je eutrofiëring niet tegengaat, krijg je zonder meer een verarming van de soortenrijkdom.”

Subtitle
Niet de klimaatverandering zelf, maar de klimaatadaptie van de boer versus natuur zal het probleem vormen.
Subtitle
Subtitle
Als een gebied onttrokken wordt aan de landbouw ten bate van natuur, dan moet de vermeste bovenlaag van de grond worden geschraapt om die schraler te maken. Maar dat is volgens Bakker niet genoeg. “Veel stikstof komt via de atmosfeer in natuurgebieden terecht. Eigenlijk zou je rond de meest kwetsbare natuurgebieden, zoals blauwgraslanden en hoogveen, een bufferzone moeten hebben van pak ‘m beet 20 kilometer, waarbinnen je geen stikstof uitstoot. Het is onbegonnen werk om die schrale blauwgraslanden, die ecologen heel belangrijk vinden maar die zeer kwetsbaar zijn voor eutrofiëring, te realiseren midden in een agrarisch gebied.”

Bakker ziet maar een oplossing: het ‘grondig uit elkaar trekken’ van landbouw en natuur. Volgens haar zou de natuurkaart in veel grovere lijnen moeten worden geschetst: met grotere natuurgebieden, grote bufferzones daaromheen, en grotere lappen grond voor intensieve landbouw. In de bufferzones is alleen plaats voor extensieve en biologische landbouw, die aan strenge regels gebonden is als het gaat om mestgebruik. Het uit elkaar halen van boeren en natuur lost meteen andere conflicten op, zoals die om het grondwaterpeil.
Subtitle

“Nu heeft de natuur te veel last van de boeren, en andersom. Behoud van natuur naast een varkensstal brengt te veel kosten met zich mee, ofwel voor de boer of voor de natuurbeheerder”, zegt Bakker. Het betekent volgens haar dat in de Brabantse Peel of de intensieve veehouderij moet wijken, of het ecosysteem van natuurgebied De Groote Peel zal verdwijnen. Hoogveen is namelijk zeer gevoelig voor nitraat. 

Haar pleidooi doet denken aan het oude provinciale beleid om de landbouw te concentreren in Landbouw Ontwikkelingsgebieden (LOG’s). Dat liep stuk op bezwaren van omwonenden van deze zones. “Het vereist enorme politieke lef om intensieve landbouw te concentreren, en gaat in zekere zin ook tegen de tijdgeest van participatie en bottom-up oplossingen in”, stelt Bakker. “Je moet de vooroordelen – en deels ook terechte bezwaren – bij burgers te lijf gaan. Technische oplossingen, zoals luchtwassers, kunnen daarbij een rol spelen. En laat een landschapsarchitect ervoor zorgen dat het er nog een beetje aantrekkelijk uit blijft zien.” 
 
Subtitle


Het probleem is volgens Bakker overigens niet de intensieve veehouderij in varkensflats, al is dat wel de perceptie. “Juist de middelgrote bedrijven – vaak familiebedrijven – doen het relatief slecht op het gebied van dierenwelzijn en het milieu vergeleken met een moderne varkensflat. Deze middelgrote bedrijven zitten in een soort ‘vagevuur’. Willen ze groeien en verder professionaliseren, met alle risico’s van dien? Of willen ze gaan voor kleinschaliger, extensief en duurzaam? De tussenvorm is slecht houdbaar, dus zijn ze gebaat bij een duidelijke politieke visie.” De overheid zou volgens Bakker een actieve grondpolitiek moeten voeren, waarbij ze gronden opkoopt ten gunste van de natuur en extensieve landbouw. ‘Moderne ruilverkaveling’, noemt Bakker dat. Om versnippering te voorkomen, is een sturende – en betalende – overheidshand noodzakelijk.

Ze neemt een principiële positie in als het gaat om de financiering van natuur, die de provincie Noord-Brabant deels wil overlaten aan de samenleving. “Natuur is een gemeenschappelijk goed. Natuur heeft belevingswaarde, en daarnaast ook andere publieke functies, zoals die van waterbuffering en koolstofopslag. Je kunt mensen niet uitsluiten van het gebruik van natuur. Het idee natuur ‘rendabel’ te willen maken, vind ik niet realistisch en ook niet wenselijk. Natuur moet juist bekostigd worden door een partij die het belang van een grote groep mensen – en dat van toekomstige generaties – kan vertegenwoordigen: de overheid.” 
Subtitle



De overheid moet ook de beurs trekken voor extensieve boeren in de bufferzones rond natuurgebieden. Die zijn volgens Bakker even belangrijk als de natuurgebieden zelf. “Met ‘hardcore-natuur’ gaat het over het algemeen beter dan met agrarische soorten zoals weidevogels”, zegt ze. “Ook in een extensieve zone kan het goed boeren zijn, als er maar een financiële tegemoetkoming tegenover staat. Nederland moet niet te bang zijn om extensieve landbouw te belonen. Nu kan een boer alleen subsidie krijgen voor de gederfde inkomsten. Omdat we geen inkomenssteun willen geven. Wat heeft zo’n boer er dan aan? Het is voor hem of haar dan alleen een hoop administratieve rompslomp. Het zou mooi zijn als aan dat principe van ‘geen inkomenssteun’ getornd kan worden. Op Europees gebied zijn wij het braafste jongetje van de klas, als je bijvoorbeeld ziet wat de Fransen voor hun boeren doen.”

Bakker ziet veel in pacht, waarbij boeren gronden huren van bijvoorbeeld het Brabants Landschap of Staatsbosbeheer. Zo kunnen ‘natuurboeren’ relatief lage kosten hebben aan grondgebruik. Bakker: “Pacht onder voorwaarden van duurzaam gebruik kan op veel grotere schaal worden toegepast. Het is een win-win situatie voor boer en natuur.”


Nu heeft de natuur te veel last van de boeren, en andersom. Behoud van natuur naast een varkensstal brengt te veel kosten met zich mee, ofwel voor de boer of voor de natuurbeheerder.





Subtitle
Tot slot: kijken we niet te veel in de achteruitkijkspiegel, als het gaat om natuurbeleid? Willen we het buitengebied niet te zeer terugbrengen naar een staat die het ooit had, met ‘knuffelsoorten’ als de grutto? “Er zijn natuurlijk verschillende motieven om ecosystemen te beschermen”, zegt Bakker. “Een daarvan is het willen behouden van cultuurhistorische landschappen. Dat vind ik legitiem: middeleeuwse hooiakkers, heidegronden of het eerste stuifbos kun je waardevol vinden. Een tweede reden is de biodiversiteit. Ecologen zijn dol op zeldzame blauwgraslanden: niet omdat in de middeleeuwen de hooiakkers er zo uitzagen, maar vooral vanwege de grote biodiversiteit. Een derde reden is nostalgie, maar dat is inderdaad een minder sterke reden: wat voor de ene generatie nostalgische waarde heeft, hoeft dat voor de volgende generatie niet meer te hebben.” 
Subtitle


“Het verlies van die biodiversiteit is het werkelijke probleem. De grutto staat symbool voor dat proces, als een ‘knuffelbare’ soort die veel mensen aanspreekt. Maar in feite gaat het om een enorme verdunning van de soortenrijkdom. En die is uiteindelijk ook een gevaar voor de mens.”

Subtitle


Subtitle



Martha Bakker is universitair hoofddocent bij de groep Landgebruiksplanning van Wageningen University & Research en expert op het gebied van de wisselwerking tussen landbouw en natuur.
Terug naar de longread